Voordracht 1 koffiefestival Rotterdam

Onlangs presenteerden we drie jonge schrijftalenten op het koffiefestival in Rotterdam. Deze week presenteren we hun teksten. Vandaag Edna Azulay.

In Friedrichshain struikel ik meteen over de ongelijke straatstenen.
Ik loop op een weg die ik niet ken naar een café dat ik niet ken 
waar ik de enige ben die iets bestelt.
Ik drink koffie met te veel melk en te veel suiker want ik houd niet echt van koffie
alleen van het idee.
Ik blader door een boek van een interessante Portugese schrijver 
een boek dat ik heb meegenomen om mezelf een houding te kunnen geven
en ik kijk naar de straten
straten gevuld met mensen die al zo lang zoeken dat ze vergeten zijn waarnaar.
Ik zoek jou
tussen de psychoten in de U-bahn
tussen hun innerlijke dialogen
hun gefronste wenkbrauwen
en de stormen in hun hoofden
Ik stap uit en tel de bomen tot het huis waar je ooit woonde
368 stappen vanaf de wilg die kunstmatig omhooggehouden wordt.
Ik doe dan net alsof ik je al van honderd meter afstand ruik.
Ik las ooit dat dat is wat verliefde mensen doen.
Ik oefen de gesprekken die we dan zouden hebben want
in mijn hoofd heb ik ten minste altijd iets gevats terug te zeggen.
Ik zoek verder
tussen de dealers op Warschauer Straße
tussen de zwervers die er liggen op grote matrassen als pasgeboren puppy’s 
op zoek naar wiet en naar bier.
Ik zoek je in rijen van anderhalf uur
waar in het zwart geklede Duitsers heel goed verbergen hoe graag ze naar binnen willen.
Ik zoek je tussen de ogen van de bouncer die me niet cool genoeg vindt en
Iemand tikt me op mijn schouders.
Hij grijnst en zegt vergeet het liefje
wie hier komt wordt door de nacht verzwolgen.
De stad slokt hen op en ze komen er niet meer uit
eindigen allemaal als scheuren in de straatstenen.
Hij neemt me mee 
naar plekken waar zweet uit het plafond druppelt 
waar niemand alleen naar de wc gaat
Ik vraag hem hoe hij het volhoudt
hij haalt zijn neus op, hij zegt
koffie.
Ik zoek je tussen de grote pupillen en ketaminebenen
tussen neukende mensen in trappenhuizen
in roodverlichte ruimtes
op volgepiste wc’s waar ik je naam zie in iedere mislukte tag.
Ik zoek je tussen de mensen 
de mensen ze krioelen ze bewegen op de maat ze trekken ze voelen ze hebben het voor mekaar ze horen zichzelf ze geilen ze stinken ze pompen ze gaan vreemd ze vallen ze huilen ze kotsen en ze doen maar wat
ze jatten
en ze doen alsof.
Ze stoppen de muziek
ze zoeken
ze zoeken hun tassen
ze zoeken bedden om in te slapen
lijven om in te schuilen
maar jij bent er niet.
Ik drink te veel koffie tot het licht wordt 
voer vier gesprekken tegelijk en nog minstens vijf in mijn hoofd.
Ik weet niet waar ik mijn handen moet laten maar
deze ochtend zitten mijn woorden op de juiste plek
en even geloof ik ook echt dat ik je vergeten ben.
Dat ik vergeten ben 
hoe je ieder donderschichtje op mijn huid langsgaat
hoe je langs mijn lies wrijft
hoe je in mijn nek bijt
totdat hij zijn tong in mijn mond steekt.
Ik proef het verschaalde bier en niets maakt me zo nostalgisch als zoenen die naar bier smaken.
Ik denk aan jou.
Je klopt bij me aan en ruikt naar wodka en bier en pep en zweet en 
een vleugje lavendel van de nacht ervoor
Ik vraag je of je wilt liggen
of dat het misschien beter maakt.
Ik vraag je of je een gesprek wilt.
Je wilt liggen.
Ik vraag je of we de slaapbank moeten uitklappen.
Je schudt je hoofd.
Die spleet is zo vervelend.
Je hebt het koud. Ik geef je een oud shirt.
Je lacht jezelf uit in de spiegel
Je zegt meisje 
dit staat me al net zo slecht als het leven.
Ik zeg dat je het dan maar uit moet trekken en 
leg je in bed met mij als extra deken.
Het geeft niet zeg ik.
Ik heb het hele leven verkeerd aangetrokken 
mijn hoofd door het armsgat gestoken 
en nu zit ik vast
We lachen om ons zelfmedelijden.
We lachen om mijn moeder die iedere ochtend volhardend een kop koffie voor me in de keuken achterlaat.
We gooien de mok leeg.
Bewaren alleen het laatste beetje met de suiker
want ook jij houdt niet van koffie maar
alleen van het idee.
De week met jou is een langgerekte dag.
Ik leer je hoe je avocado’s schilt
jij leert me papieren bootjes vouwen in bad
We drinken koffie met zwangere schepjes suiker en kijken films uit tweeduizend zes totdat we niet meer wakker kunnen blijven.
Als ik mijn ogen open is de tv nog aan.
Ik verwacht je warme adem tegen mijn schouder
een arm om in te knijpen.
Je bent kwijtgeraakt.
Ik zoek door
op de straten gevuld met verdwaalde meisjes
met mascaravegen nog van de nacht ervoor op verder vlekkeloze wangen
met tepels die me tegemoet komen vanachter half doorschijnende hemdjes.
Misschien had ik je nooit binnen moeten laten.
Mijn moeder zei altijd
Instinct heb je
maar verstand dat moet groeien.
Voor verstand ben ik te jong
en instinct is eenvoudig te negeren.
En ik zoek je nog steeds op de straten gevuld met verdwaalde duwende trekkende zuigende bijtende, zich door menigtes heen wurmende bang om iets te missende te veel koffiedrinkende te lang wakkerblijvende mensen
Ik struikel nog een keer over een scheur in de straatstenen van Friedrichshain 
besluit dat jij dat dan maar moet zijn want 
ik zoek niet echt naar jou
alleen naar het idee.

Edna studeert Writing for Performance en schrijft zowel proza, theater als poëzie

This entry was posted in jong talent, koffiefestival, Uncategorized. Bookmark the permalink.

Comments are closed.